Israëlische raids bij Palestijnse ngo’s krijgen felle kritiek

Volgens beelden van bewakingscamera’s en ooggetuigenverslagen werden bij de invallen ook kantoormateriaal vernietigd en documenten in beslag genomen. Bij mensenrechtenorganisatie Al-Haq werd een metalen plaat voor de ingang van hun hoofdkantoor in Ramallah gelast. Net als bij de andere organisaties plakte er een militair bevel aan de muur waarin stond dat de kantoren “gesloten werden wegens veiligheidsredenen”.

Naast Al-Haq gaat het om mensenrechtenorganisaties Addameer, Defense for Children Palestine (DCI-P), koepelorganisaties Union of Agricultural Work Committees (UAWC) en Union of Health Work Committees (UHWC), Union of Palestinian Women Committees (UPWC) en onderzoekscentrum Bisan Center for Research and Development.

Belgische en Nederlandse middenveldorganisaties, verschillende van hen partnerorganisaties van de Palestijnse ngo’s, veroordelen de Israëlische actie.

“Het buiten de wet stellen van middenveldorganisaties is ontoelaatbaar. Dit zijn autoritaire toestanden in de zelfverklaarde ‘enige democratie’ in het Midden-Oosten”, zegt een coalitie van Belgische ngo’s.

In Nederland roept The Rights Forum de regering op om de Israëlische overval scherp te veroordelen en de onmiddellijke intrekking van de maatregelen tegen de zeven Palestijnse organisaties te eisen.

Terreurbenoeming

Afgelopen oktober bestempelde Israël zes van de zeven ngo’s - UHWC belandde al in 2020 op de Israëlische terreurlijst - als terreurorganisaties. Als redenen werden vermeende banden met het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP) genoemd. Dat is een Palestijnse politieke partij met een gewapende vleugel, die ook in de EU als een terroristische organisatie wordt gezien.

In een toelichting op de sluiting van donderdagochtend verklaarde de Israëlische minister van Defensie Benny Gantz dat “de organisaties onder het mom van humanitaire activiteiten werken aan realisering van de doelstellingen van PFLP, aan versterking van de organisatie en aan het rekruteren van agenten”.

Die aantijgingen worden al sinds de classificatie van terroristen in oktober in twijfel getrokken door internationale waarnemers. De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN, Michelle Bachelet, noemde het een “onrechtvaardige aanval op het Palestijnse middenveld” op basis van “extreem vage en irrelevante beschuldigingen. Ook andere VN-experts veroordeelden de actie in felle bewoordingen.

Vorige maand verklaarden acht EU-lidstaten, waaronder Nederland en België, dat ze na onderzoek “geen enkel bewijs hebben ontvangen of gezien dat de terroristische aanwijzing door Israël rechtvaardigt”.

Verschillende van de Palestijnse organisaties worden namelijk gefinancierd met Europees geld en hebben sterke partnerschappen met organisaties in de EU. De bestempeling als terreurorganisatie moest ook die internationale geldstromen doen opheffen.

Onderzoek Internationaal Strafhof

De classificatie als terroristische organisaties stelt de Israëlische regering ook in staat een reeks maatregelen te nemen zoals de recente sluiting van kantoren, inbeslagneming van eigendommen en arrestatie van personeel. De werking van die organisaties wordt dus de facto stopgezet, alsook de diensten die de organisaties leveren voor de Palestijnse maatschappij.

Zo hielden Al-Haq en Addameer zich vooral bezig met het documenteren van oorlogsmisdaden en andere mensenrechtenschendingen in het kader van de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden. Minister van Defensie Gantz, die besliste over de criminalisering van de Palestijnse ngo's, maakt kans om vervolgd te worden voor oorlogsmisdaden door het Internationaal Strafhof (ICC). Al Haq en Addameer leveren bewijsmateriaal voor dat onderzoek.

“We weten dat deze raid een politieke actie is, bedoeld om ons het zwijgen op te leggen en ons werk te verhinderen”, zegt Shawan Jabarin, directeur van Al-HAq in een reactie. “Maar we zullen blijven samenwerken met het ICC, desnoods vanop de straat. Ijveren voor mensenrechten is geen job, maar een overtuiging.”

De vraag om een reactie van woordvoerders van het Israëlisch leger bleef tot op het moment van publicatie onbeantwoord.