Boeddhisten in Bangladesh roepen op tot rust

De regering heeft de boeddhisten, een religieuze minderheid die slechts 1 procent van de bevolking uitmaakt in Bangladesh, herhaaldelijk bescherming toegezegd, maar dat heeft de angst niet kunnen wegnemen. "We zijn geschokt door dit onverwachte geweld. We roepen iedereen op om de vrede te bewaren. Het boeddhisme preekt vrede en geweldloosheid", zegt Pranab Kumar Baruya, voormalig gasthoogleraar aan de Universiteit van Dhaka, telefonisch vanuit het boeddhistische klooster Dharma Rajika in Dhaka.

"We streven naar harmonie. Het boeddhisme is al duizend jaar in dit land en we hebben de steun nodig van de overheid en de meerderheid van de bevolking."

Onderzoek

De druk op de regering neemt toe om een onderzoek in te stellen naar het geweld. Zakenlieden vrezen dat terugkerend geweld een negatieve invloed zal hebben op het imago van het land, het investeringsklimaat en de internationale handel.

De Federatie van Bengalese Kamers van Koophandel en Industrie heeft de regering gevraagd onmiddellijk maatregelen te nemen om herhaling van "dergelijke onverwachte incidenten" te voorkomen.

De rellen begonnen op 29 september, toen menigten moslims boeddhistische heiligdommen aanvielen en huizen platbrandden in het zuidoosten van Bangladesh, de regio waar de meeste boeddhisten wonen. Demonstranten schreeuwden anti-boeddhistische leuzen en hielden de hele nacht huis in de stad Ramu, in het toeristendistrict Cox's Bazar. Het geweld sloeg over naar omliggende wijken en ook de volgende dag bleef het nog onrustig.

De plaatselijke overheid moest het leger, paramilitaire troepen en de politie inzetten om de rust te herstellen.

Volgens Baruya zijn antieke boeddhistische relikwieën en zeldzame manuscripten van palmblad met volksverhalen en religieuze verhalen verloren gegaan. Ook werden enkele honderden zeldzame Boeddhabeelden verbrand of beschadigd.
"Bijna alle tempels en kloosters die rijkelijk waren versierd met houtsnijwerk, zijn afgebrand of beschadigd. Sommige gebouwen dateerden uit de late zeventiende en vroege achttiende eeuw", zegt hij.

Erfgoed

"Deze tempels waren van de boeddhisten, maar ze waren ook van onschatbare waarde voor het land, als onderdeel van ons erfgoed", zegt Nehal Ahmed, een universitair docent in Dhaka.
Volgens de politie en getuigen zou een foto van een deels verbrande koran, die kennelijk op Facebook was gepost door een boeddhistische jongere, het geweld hebben uitgelokt.

Ahmed zegt dat het in Bangladesh relatief rustig bleef tijdens de recente dodelijke protesten in de islamitische wereld tegen de Amerikaanse lowbudgetfilm Innocence of Muslims. "In Pakistan liep het uit de hand, maar hier niet. En dat moeten we zo houden."

De Bengalese minister van Binnenlandse Zaken, Mohiuddin Khan Alamgir, die direct na het geweld de stad bezocht, geeft de oppositiepartij BNP de schuld. Volgens hem was het geweld gepland. Dat bij de verwoeste gebouwen kruit en benzine is gevonden, zou die verdenking versterken.

Zowel de premier als de minister van Binnenlandse Zaken sluiten niet uit dat Rohingya-moslims, die uit buurland Birma gevlucht zijn voor sektarisch geweld, tot het geweld hebben aangezet. Khaleda Zia, de leider van de BNP en voormalig premier van Bangladesh, houdt op zijn beurt de overheid verantwoordelijk voor het geweld.