Mozambique bijna ontmijnd

Na de dertig jaar durende burgeroorlog in Mozambique werd het aantal landmijnen in de honderdduizenden geschat. Ze bedreigden niet enkel de burgerbevolking, maar verhinderden ook de ontwikkeling van het land doordat landbouwgrond onbruikbaar was. Twee ontmijningsorganisaties, HALO Trust uit Groot-Brittannië en Norwegian People's Aid (NPA), waren sinds 1992 met elk 600 personeelsleden in de weer om de mijnen op te ruimen.
Norwegian People's Aid trok zich eind december terug, met het argument dat de overheid nu zelf de mijnen kan verwijderen. Bovendien droogt de financiële steun voor de ontmijningsdiensten op. In 2006 daalde het budget met 25 procent tot 6,9 miljoen euro. "Na twaalf jaar ontmijnen treedt er een gevoel van vermoeidheid op, vooral bij de donors", zegt Alberto Alface van het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties. "Anderzijds is het duidelijk dat het probleem nog niet is opgelost."
"Er zijn nog landmijnen in Mozambique", beaamt Jan Filseth Anderson, een adviseur van het NPA, tegenover het VN-agentschap IRIN. "Maar de impact van die mijnen blijft relatief laag. Misschien te laag om een grote internationale aanwezigheid in het land te verantwoorden. We vinden dat de autoriteiten in Mozambique het probleem nu zelf moeten aanpakken."
De overheid van Mozambique is bezorgd over de dalende steun. De vice-minister van Buitenlandse Zaken, Henrique Banze, zei tijdens een debat over de ontmijning van het land dat de terugtrekking van de internationale partners de ontwikkeling in het land kan hinderen. Mozambique moet tegen maart 2009 alle landmijnen verwijderd hebben om haar verplichtingen uit het Anti-landmijnverdrag na te komen.