Voor elke verkochte platvis sterven 38 andere zeedieren

Deze vorm van visserij verstoort de natuur van de Noordzee ernstig, zeggen de onderzoekers. De vangst in de netten bestaat voor het grootste deel uit onverkoopbaar zeeleven, variërend van kleine zeepaardjes tot doornhaaien. De dieren worden terug in zee gegooid, maar een groot deel overleeft het niet.

Milieu-economen Ben Vollaard en Aart de Zeeuw van de Tilburg University hebben nu berekend hoeveel van die zogenaamde ‘teruggooi’ sterft . Ze maakten daarbij gebruik van Europese monitoringsgegevens voor de Nederlandse kottervissers, die ze combineren met eerder wetenschappelijk onderzoek naar de overlevingskansen van de teruggooi.

Ze besluiten dat, voor elke verkochte platvis, 38 andere zeedieren de dood vinden. Het gaat in merendeel om zee- en slangsterren, jonge platvissen, zee-egels, krabben en kreeften.

Lage overlevingskans

De dieren zitten wel twee uur lang samengeperst in het net, worden vervolgens plots blootgesteld aan het drukverschil bij het omhooghalen, en moeten vervolgens nog het selectieproces aan boord overleven. De sterftekans is vooral hoog voor onverkoopbare, want te kleine vis - zo’n 90 procent. Dat heeft grote invloed op de natuur van de Noordzee, zeggen de onderzoekers, want deze vis heeft zich nog niet kunnen voortplanten.

Voor de weekvangst van één platviskotter komen zo’n 1,2 miljoen andere zeedieren in het net terecht, zeggen de onderzoekers, waarvan er 420.000 het leven laten.