Mannelijke besnijdenis beschermt tegen hiv-2-besmetting

Het hiv-2-virus, beter bekend als het tweede aidsvirus, vormt met een miljoen besmette mensen wereldwijd een belangrijk probleem voor de volksgezondheid. Het virus ontwikkelde zich in West-Afrika en stamt af van een gelijkaardig virus bij roetaapjes.

West-Afrika

Voor het eerste aidsvirus, hiv-1, is vroeger al opgemerkt dat de voorhuid – die bij een mannelijke besnijdenis wordt verwijderd – gemakkelijk besmet raakt. De onderzoekers vermoeden nu dat dit voor hiv-2 ook het geval is. Hun onderzoek is gebaseerd op gegevens over infecties in dertig steden in zestien West-Afrikaanse landen.

De oudste gegevens over hiv-2 dateren van het einde van de jaren tachtig. Daaruit bleek dat het virus vooral voorkwam in Guinee-Bissau en Ivoorkust, en slechts in mindere mate in sommige andere landen. Vervolgens konden de onderzoekers aan de hand van etnografische literatuur en volkstellingen de gebruiken op het vlak van mannelijke besnijdenis afleiden. Hiv-2 bleek vooral voor te komen in gebieden waar weinig mannen besneden waren.

Ook bleek dat in landelijke gebieden het eten van het vlees van wilde dieren een rol kan hebben gespeeld. Besmettingsrisico’s ontstonden daarbij vooral bij de verwerking van het vlees, waar doorgaans vrouwen voor instaan. Die konden zo besmet geraken met de niet-getransformeerde variant van het virus, waarna ze die konden doorgeven aan hun mannelijke seksuele partners. Verdere, seriële seksuele contacten konden de aanpassing van het virus aan mensen in de hand werken.

Het internationale onderzoeksteam stond onder leiding van Anne-Mieke Van Damme en João Sousa van de KU Leuven. Hun studie werd vorige maand gepubliceerd in het vakblad Plos One.